Resolutie diepe geothermie principieel goedgekeurd in de Commissie Leefmilieu

Gisteren, op woensdag 27 maart, werd de resolutie over diepe geothermie (mede-ingediend door Tinne Rombouts) voor een eerste maal principieel goedgekeurd door de commissie Leefmilieu. Het licht staat dus op groen en de resolutie kan één van de volgende weken dus gestemd worden in de plenaire vergadering. Als deze stemming achter de rug is en positief is dan is de resolutie een feit. 

Geothermie, of het gebruik van energie die in de vorm van warmte in de aarde is opgeslagen, is in Vlaanderen al lang geen onbekende meer.  ‘Diepe geothermie’ daarentegen, kennen we hier nog niet. Vlaams volksvertegenwoordigers Robrecht Bothuyne en Tinne Rombouts willen deze vorm van energieopwekking in Vlaanderen kansen geven, althans als blijkt dat ‘diepe geothermie’ rendabel kan zijn zonder al te veel economische en ecologische risico’s.  In een resolutie vragen zij aan de Vlaamse regering om een kennisplatform ‘Diepe geothermie’ op te zetten.  Dat platform moet het pad effenen om diepe geothermie op een performante manier in Vlaanderen te kunnen ontwikkelen.

Waarom inzetten op diepe geothermie?

 Europa heeft aan België gevraagd om tegen 2020 minstens 13% van het bruto-energieverbruik uit hernieuwbare bronnen te halen.  De sterkste transities naar hernieuwbare bronnen worden momenteel in de elektriciteitsproductie gemaakt, onder andere door biomassa, wind en zon.  Toch zit het grootste potentieel in de warmtevraag.  Zo zou de helft van de doelstelling uit groene warmte kunnen komen.  Dan kunnen we niet naast geothermie kijken.  Geothermie biedt heel wat voordelen.  Het is volledig hernieuwbaar, quasi vrij van emissie, continu beschikbaar en variabel inzetbaar.

In tegenstelling tot de klassieke geothermie, is Vlaanderen nog niet vertrouwd met diepe geothermie.  Nochtans lijkt die ons heel wat kansen te bieden, en kan het een welgekomen aanvulling zijn op de Vlaamse energiemix. Het is een nieuwe vorm van energievoorziening, met een nieuw model van warmte-efficiëntie en een stabiele elektriciteitsbron van eigen bodem.

Vlaanderen kent immers een zeer hoge bevolkingsdichtheid. 80% van onze wooneenheden zijn eengezinswoningen en de helft hiervan zijn alleenstaande woningen. Deze kenmerkende bebouwing leidt tot een zeer grote ecologische voetafdruk. Diepe geothermie kan daarom zorgen voor een aanzienlijke verduurzaming. Ze levert energie, zowel voor gebouwen als voor warmte-intensieve bedrijven (droging, serres, …), die wellicht goedkoper is dan andere vormen van hernieuwbare warmtevoorziening. 

Vlaams potentieel

Diepe geothermie is mogelijk op plaatsen waar zich op grote diepte watervoerende lagen bevinden. Bij boringen vanaf 3 km is de temperatuur van dat water voldoende hoog om elektriciteit op te wekken. Hoe dieper men boort, hoe warmer het wordt en hoe groter het rendement.

Wallonië, Duitsland, Frankrijk en Nederland zetten al langer in op ‘diepe geothermie’. De ontwikkelingen in de buurlanden tonen aan dat de technologie de prille beginnersfase ontgroeid raakt. Wellicht heeft het ook in Vlaanderen een haalbare kans.

Het VITO bevindt zich in een vergevorderd stadium om de pionier voor Vlaanderen te worden met een boring op de Balmatt-site in Mol.  De beoogde boordiepte is 2.800 tot 3.800 m, wat water van ca. 125 °C moet opleveren.  Daaruit zou zowel warmte als elektriciteit geproduceerd worden.  Het warme water kan onmiddellijk ingezet worden om gedeeltelijk te voorzien in de eigen warmtebehoefte en deze van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK).  De netto-elektriciteitsproductie zou ca. 3,5 MW bedragen.  Voor een tweede potentiële piloot komt de Thor-site in Waterschei in aanmerking.

Het Vlaamse potentieel voor projecten met elektriciteitsopwekking uit diepe geothermie zit in het noorden van de provincies Antwerpen en Limburg, met warm watervoerende lagen tussen 3,5km en 6km diepte.  Een VITO-rapport uit december 2012 berekende dat op die manier 350 tot 400 MW elektriciteit kan geproduceerd worden. Dat is ca. 7% van het Vlaamse stroomverbruik.

Nood aan een regelgevend kader

Bothuyne en Rombouts willen daarom een Vlaams kader voor diepe geothermie ontwikkelen, maar niet onvoorwaardelijk. De toepassing staat immers nog voor een aantal uitdagingen die een ecologisch en economisch verantwoorde ontwikkeling in de weg staan. 

  • Er is nood aan bijkomende expertise van de diepe ondergrond en kennis van de boorrisico’s. 
  • Er is nood aan een ruimtelijke planning voor gebruik van de ondergrond. Verschillende activiteiten in de ondergrond zijn dikwijls niet te combineren op dezelfde plaats, of alleszins niet tegelijkertijd (denk maar aan grondwaterwinning, geothermie, opsporing en winning van koolwaterstoffen, geologische opslag van CO2, aardgasopslag, berging van radioactief afval, …).
  • Verder is er behoefte aan duidelijke milieuregels die er moeten op toezien dat deze verschillende projecten elkaar en het milieu niet nadelig beïnvloeden. Absoluut te vermijden zijn seismische risico’s en verontreiniging door het opgepompte water dat zeer zout is. 
  • Ook exploitatieregels moeten vastgelegd worden.

Om dit alles in goede banen te leiden pleiten Robrecht Bothuyne en Tinne Rombouts voor een Vlaams kennisplatform ‘Diepe geothermie’.  Zij vragen de Vlaamse regering dat ze het huidige initiatief van VITO steunt, maar tegelijk de pilootprojecten afbakent binnen dit kennisplatform.  Het zal alle kennis en ervaring verzamelen die nodig is om een Vlaams beleidskader rond diepe geothermie op te zetten. Dat moet beschikbaar zijn vooraleer diepe geothermie verder, buiten de proefprojecten, kan worden uitgerold in Vlaanderen.  Dit kennisplatform betrekt dan ook alle relevante partners die op enigerlei wijze belangrijk kunnen zijn, zoals de distributienetbeheerders (voor het eventueel aanleggen en exploiteren van het warmtenetwerk), grote en/of industriële warmtegebruikers, overheden, het Vlaams Energiebedrijf en ondernemers actief in de energiesector.

Met dit initiatief willen Rombouts en Bothuyne de innovatieve fase stimuleren en versnellen, om diepe geothermie vervolgens op een efficiëntie manier en met een duidelijk regelgevend kader te ontwikkelen.