Extra zorgaanbod met Collectief Autonome Dagopvang (CADO)

“En ’s avonds gewoon terug naar huis”

In Vlaanderen is ouderenzorg sterk gericht op residentiële zorg. Tegelijk willen de meesten het liefst zo lang mogelijk in de eigen thuisomgeving blijven wonen. Dat kan met de hulp van mantelzorgers, vrijwilligers of thuiszorg. Bovendien verschillen de zorgwensen van ouderen steeds meer. Om aan die wens-op-maat tegemoet te komen is  een waaier van voorzieningen nodig waar senioren – al dan niet tijdelijk - kunnen verblijven/wonen en hun nodige zorg kunnen krijgen.

Het zorglandschap is in beweging met tussenvormen zoals dagopvangcentra, dienstencentra,… en thuiszorgondersteunende initiatieven. Die krachten om mensen collectief op te vangen overdag zijn niet nieuw en zijn erkend. Dagopvang draait om ontmoeting, contact houden en herstellen, tijdelijk de druk wegnemen bij het natuurlijk thuismilieu en de mantelzorgers, uitstel van rusthuisopname of een snellere reïntegratie na een ziekenhuisopname.

Maar het werkveld merkt dat sommige zorgbehoevende ouderen blijven zitten met hun vragen of onvoldoende kunnen genieten van zorg op maat. Het gaat om zij die geen intensief medisch toezicht en/of behandeling nodig hebben, maar wel een behoefte hebben aan verzorging, oppas en/of begeleiding in hun dagelijkse activiteiten. Zij zijn nog voldoende mobiel, maar hun leven wil meer zijn dan alleen wachten op de volgende hulpverlener.

Het gaat om:

  • ouderen die vereenzamen;
  • personen die vroegtijdig terugkeren uit het ziekenhuis en dan de stap naar het rusthuis zetten (initieel tijdelijk maar er vervolgens definitief blijven);
  • ouderen waarvoor de drempel (psychologisch, afstand) naar de dagverzorgingscentra te hoog is;
  • zorgbehoevende personen die thuis niet weg durven omdat ze wachten op de volgende zorgverlener;
  • zorgbehoevende personen waarbij bijv. de mantelzorger onmogelijk continu (24u/24u) paraat kan staan.

De tussenvorm op maat van deze mensen ontbreekt nog. Om hun verzuchtingen te beantwoorden is vanuit het werkveld met vertegenwoordigers uit de OCMW’s, de thuiszorgsector, de rusthuissector en het ziekenfonds het Collectief Autonoom Dagopvangcentrum (CADO), uitgewerkt.

CADO wil een supplement aanbod zijn in het zorglandschap. Het wil mensen samenbrengen, hen overdag collectief opvangen maar met respect voor hun zelfstandigheid, hun privésfeer en huiselijk leven … en ’s avonds kunnen ze gewoon terug naar huis.

De kracht van CADO:

  • Kleinschalige (5-15 mensen) en autonome centra (niet verbonden aan rusthuis), ingebed in de natuurlijke leefomgeving (op dorps- of wijkniveau)
    • Meer zorg op maat
      • Meer gelijkgezinde (zorggraad, zelfstandigheid,…) groep;
      • De doelgroep sluit niet aan bij een bestaand dagprogramma, maar zij die komen, krijgen een speciaal opgemaakt programma.
    • Kleinere psychologische drempel
      • Men hoeft niet ‘naar het rusthuis’, maar gewoon naar een huis ‘om de hoek’ in het dorp of de wijk;
      • Ook voor de mantelzorger is de psychologische drempel lager om de verwant naar CADO te brengen i.p.v. naar het rusthuis. De CADO voorziet een professionele omkadering met een dagprogramma op maat van de bezoekers.
    • Ontmoeting - huiselijke sfeer
      • Sociale contacten en activiteiten met vertrouwden uit de nabije omgeving;
      • Het huiselijke gevoel is zeer belangrijk. Het werken in een kleinere groep en in een huiselijke omgeving met keuken, woonkamer e.d. zal de groep zich sneller laten ‘thuis’ voelen.
  • De doelstelling is dat CADO’s soepel kunnen opgestart worden vanuit meerdere plaatselijke betrokkenen zoals OCMW, thuiszorg, …
    • Lokale actoren kennen de lokale noden beter en gaan het initiatief meer afstemmen op vragen vanuit hun mensen. (er dient dus enige soepelheid te zijn om andere accenten te leggen);
    • Vandaag zijn de rusthuizen verantwoordelijk voor de uitbouw van bijv. dagverzorgingscentra, terwijl ze zelf vaak met wachtlijsten kampen. Hun focus ligt veelal op meer zwaarzorgbehoevende ouderen. Bovendien  beschikt niet elke gemeent over een rusthuis. Dat maakt het nog moeilijker om ‘dicht bij de mensen’ tussenvormen vanuit het rusthuis op te starten.

Doordat meerdere lokale partners (thuiszorgpartners) initiatieven kunnen nemen, zal de spreiding aanzienlijk verbeteren. Het geeft de kans om tussenvormen/inventieve ideeën in het landschap extra leven in te blazen.

  • Samenwerking
    • Wanneer het OCMW, de thuiszorg, de thuisverpleging, … ook deze CADO-initiatieven kunnen opstarten, zijn zij meer betrokken partij. Zij kunnen  bruggenbouwers zijn tussen de doelgroep en de CADO. Overigens werken zij vandaag al met de doelgroep. Het stimuleert de actoren in het zorglandschap ook om voor de zorgbehoevende ouderen een zorgtraject uit te bouwen, hen te begeleiden.
    • Dit is niet alweer een ‘nieuwe’ structuur. CADO schept door samenwerking met bestaande partners in het zorglandschap wel een nieuw aanbod. Concreet:
      • i.p.v. dat de thuiszorgpartner enkele keren per dag tien mensen thuis moet helpen, kunnen zij dit nu op één locatie doen. En de zorgbehoevende die dermate veel uren thuis hulp nodig heeft, kan die hulp nu in de CADO krijgen.
      • i.p.v. dat de thuisverpleging op tien plaatsen moet zijn, kan die de mensen in de CADO verzorgen.
      • een aparte catering hoeft niet. De maaltijden hoeven niet aan huis te worden bezorgd maar kunnen bij de CADO worden geleverd.
      • vervoer wordt niet apart georganiseerd. De mantelzorger kan een lift geven, misschien kan de zorgbehoevende nog te voet komen, de ‘handicar’ van de lokale OCMW-dienst kan worden ingeschakeld …

Het CADO-concept moet op een betaalbare manier meer zorg op maat creëren. Een aantal mensen dat vandaag in een rusthuis verblijft, zou met CADO ook nog in de thuisomgeving kunnen blijven functioneren. Anderen leven vandaag thuis maar moeten zoveel uren thuiszorg genieten dat het voordeliger zou zijn deze uren te delen.

Vosselaar en de Kempen

Na een selectie van mogelijke pilootprojecten is geopteerd voor een projectaanvraag van het OCMW-Vosselaar. In juli 2008 heeft het OCMW-Vosselaar haar project ingediend. 

De keuze voor Vosselaar en de Kempen hoeft niet te verrassen. Al in 2004 wees een studie van het Strategisch Plan Kempen (SPK) uit dat regio Kempen, i.e. het arrondissment Turnhout, een historische achterstand in het aanbod van gezondheidszorgen kent, zowel inzake capaciteit als inzake de aard van de zorgverlening. De voorzieningen voor zorg- en hulpverlening van ouderen zijn vandaag ontoereikend. De vraag overtreft het aanbod. 

Bij de gemeente Vosselaar groeide de interesse voor een CADO-project nadat de gemeente de kans kreeg om een sociale bestemming te geven aan de oude hoeve “De Lindehoeve”. Maar omdat nog niet alle werkzaamheden klaar zijn, kreeg de  gemeente voor het CADO-project van de Turnhoutse huisvestingsmaatschappij een woning toegewezen.

Onderzoeksproject

Het OCMW-Vosselaar werd in samenwerking met de thuiszorgdienst van Welzijnszorg Kempen, de Katholieke Hogeschool Kempen en VONK3 (Vlaams Onderzoeks- en Kenniscentrum 3de leeftijd) het project verder vorm geven en samenwerkingsverbanden zoeken met ziekenfondsen, thuisverpleging, vervoersdiensten,...

Een stuurgroep van een 15-tal mensen, waaronder afgevaardigden van de gemeenten en een 10-tal mensen die actief zijn in het zorglandschap, volgden het onderzoeksproject nauwgezet op.

Er werd in drie fasen gewerkt:

  • In de voorbereidende fase wordt kennis gemaakt met de doelgroep en zoekt men een antwoord op de vooropgestelde onderzoeksvragen;
  •  Vervolgens wordt het project praktisch verder uitgewerkt. Deze fase die in september van start ging, zal ongeveer 6 maanden in beslag nemen
  • In maart 2009 startte de operationele fase. Zes maanden zal de CADO op volle kracht draaien en zal een continue evaluatie plaatshebben. 

De totale kostprijs van het project werd geraamd op 160.000euro. Het Vlaams gewest voorziet een subsidie van 135.500 euro. Voor het resterende bedrag werd een subsidie aangevraagd bij de provincie Antwerpen en de gemeente. 

Het proefproject moest helpen een zicht te krijgen op o.m. kwaliteitsnormen, betaalbaarheid, samenwerkingsvormen, … en moest helpen de vraag te beantwoorden of het wenselijk is aparte regels te maken voor CADO of of het volstaat de regelgeving van bestaande initiatieven bij te sturen.

Ondertussen zijn we enkele jaren verder en ligt het proefproject al een paar jaar achter ons. Tinne is er altijd van overtuigd geweest dat de oprichting van een CADO zeer flexibel moest kunnen gebeuren, zowel door lokale thuiszorg-organisaties zoals de OCMW’s, landelijke thuiszorg, familiehulp,… als privé initiatiefnemers. Zij zijn het namelijk die alle expertise reeds in huis hebben en zij weten perfect hoe er zorg op maat moet worden geboden. Bovendien zijn de uitdagingen in de sector er niet minder op geworden. Door meer samen te werken en de krachten te bundelen kan iedere beschikbare euro efficiënter benut worden en dit allemaal op onze ouderen beter te kunnen verder helpen.  De toenmalige regelgeving liet echter niet toe dat her en der in Vlaanderen CADO’s het daglicht zagen. Hiervoor was er een structurele verankering in de wetgeving noodzakelijk. Vandaar ook dat CADO Vorsselaar eerst onder de vorm van een proefproject heeft gedraaid.

Op 22 juni 2012 besliste de Vlaamse Regering onder minister van Welzijn Jo Vandeurzen om deze aanpassing door te voeren en de poort open te zetten voor de opmars van CADO initiatieven in gans Vlaanderen.

Maar wat is de meerwaarde ten aanzien van datgene wat er vroeger voor handen was? CADO als nieuwe vorm van dagopvang richt zich vooral op ouderen die nog zelfstandig genoeg zijn om niet naar een rusthuis te moeten, maar wel nood hebben aan verzorging en/of ontspanning. Bovendien willen we ook een ruggensteun bieden aan onze mantelzorgers, ook zij willen er eens een dagje op uit kunnen. Voor beide biedt CADO een oplossing op maat: in de dagopvang genieten deze ouderen in kleine groepjes van de goede zorgen en van elkaars gezelschap en onze mantelzorgers kunnen even op adem komen. En 's avonds? Dan gaan ze gewoon terug naar huis. Nabijheid, huiselijkheid en kleinschaligheid zijn maar enkele van de aspecten die bijdragen tot het succesverhaal van deze nieuwe vorm van dagopvang.

Tot de doelgroep behoort iedereen die hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging of in het huishouden, maar nog zelfstandig genoeg is om niet naar het rusthuis te moeten. In de dagopvang worden ze in een kleine groep opgevangen. Meestal in een gewoon huis, in hun eigen dorp of wijk. Dat verlaagt de psychologische drempel en gaat tevens vereenzaming tegen. De mensen moeten er zich volledig ‘thuis’ voelen. Hierin schuilt de serieuze meerwaarde ten aanzien van de bestaande vormen van opvang.

Het pilootproject CADO Vosselaar is mede door toedoen van Welzijnszorg Kempen en de Katholieke Hogeschool Kempen  (KHK) uitgebouwd tot een succesverhaal. Ik ben dan ook bijzonder opgetogen dat Welzijnszorg Kempen mede het voortouw neemt om ook in andere gemeenten de meerwaarde van een CADO uit te dragen. Met mede grondlegger Eric Nysmans, tevens directeur van Welzijnszorg Kempen, is jullie project in goede handen. Niet tegenstaande laat ik het woord aan Gil Peeters om jullie wat meer duiding te brengen vanuit het oogpunt van de gezinszorg en Welzijnszorg Kempen.

Tinne Rombouts ijvert nog steeds voor één dagopvang per gemeente. In juni 2013, 6 maanden nadat de wetgeving klaar is, zijn er 14 gemeenten waar effectief een CADO werkt en zijn waren er 27 in aanvraag. Dat betekent dat zowat de helft van de gemeenten (65) waar effectief ruimte is voor een CADO-werking het signaal oppikte. Een opmerkelijk succes. Er is nog een (lange) weg te gaan, maar we zijn op de goede weg!